De voormalige benedictijnenabdij in Mittelzell werd in 724 na de onderwerping van de heidense Alemannen gesticht en ze groeide snel uit tot geestelijk centrum van het Karolingisch Rijk. Belangrijke werken als het ‘Reichenauer Verbrüderungsbuch’ werden hier geschreven. Er bestond een sterke band tussen de abdij en de keizers, Karel III de Dikke werd in 888 in de kloosterkerk begraven.
Tijdens de Ottoonse renaissance beleefde de abdij een tweede bloeiperiode. Herman van Reichenau, toen een van de belangrijkste geleerden, werkte op het eiland en het scriptorium, de boekverluchting en de goudsmeedkunst genoten een hoog aanzien. De evangeliaria van München en van Bamberg stammen van hier, net als de keizerskroon die in Wenen wordt bewaard.
In de Hoge Middeleeuwen verloor de abdij aan belang, het ging gestadig bergaf tot het convent in 1803 werd ontbonden. Zowel het abdijeiland als ook de boekverluchting maken deel uit van de werelderfgoedlijst respectievelijk de werelderfgoedlijst voor documenten van de UNESCO. In de kerk en de abdijtuin krijgt u een mooie indruk van de historisch beduidende abdij.